De europese boomkikker (Hyla Arborea)
Foto: Oscar den Uijl
De boomkikker is een kleine kikker met een lengte tot 4,5 centimeter. Hij is meestal gifgroen maar hij past zich aan zijn omgeving aan waardoor de kleur kan verschillen. Aan de zijkant van de kop heeft hij een zwarte streep, die vanaf het neusgat loopt. De boomkikker heeft een kwaakblaas onder de kin in plaats van aan de zijkanten van de kop. De boomkikker wijkt af van andere kikkers omdat hij zuignapjes aan de poten heeft. Hiermee kan hij op gladde en steile oppervlakten lopen en kan hij in planten klimmen.
Foto: Silvia Reiche
Boomkikkers zijn zonaanbidders en zoeken de zonnige plaatsen op. Deze vinden ze vaak in de vorm van bramenstruiken. Deze bramenstruiken hebben bladeren waar de boomkikker goed op kan zitten. Bij gevaar kan de boomkikker snel beschutting zoeken. De boomkikker kan dan van de bladeren afspringen en kan schuilen tussen de doornen van de bramenstruik. De boomkikker wil overwinteren op beschutte plekken, zoals strooisellagen, houtwallen en oeverhoekjes. Boomkikkers worden ook aangetroffen in holen onder de grond (konijnenholen), boomholten, takkenhopen en soms in kelders of schuurtjes. De boomkikker is een pioniersoort en vertrekt als de leefomgeving niet meer aan zijn eisen voldoet. Zijn biotoop moet daarom groot genoeg zijn om aan zijn behoeften te voldoen.
De boomkikker leeft voornamelijk op het land en gaat alleen voor het paren het water in. De paring vindt ongeveer half april plaats. De eitjes worden op de waterplanten afgezet.
kikkerdril |
kikkervisjes |
De boomkikker heeft een poel nodig voor de voortplanting, die tot minimaal augustus water bevat. De eitjes en de larven zijn afhankelijk van water. Na de paring gaan ze het land op waar ze tot de winterslaap blijven.
Artikel uit de Quest over boomkikkers
Marije van de Star plaatste op 11 juli 2011 een interessant artikel over boomkikkers op Quest.nl:
Boomkikkers hebben een specialiteit. Ze kleven met hun poten aan de boom, maar vuil blijft juist niet hangen. Een handigheid die eindelijk is ontrafeld. Het is nu wachten op stickers waar vuil niet aan blijft hangen. De boomkikkers produceren slijm en wrijven met hun poten over het oppervlakte waar ze met hun poten aan willen kleven. Daardoor krijgen ze optimale grip. Ondertussen voeren ze door te wrijven meteen het overtollig slijm en vuil af via het zeshoekige patroon op hun poten. "Opmerkelijk is dat dezelfde elementen die zorgen dat ze zich vast klampen, ook de zelfreinigende service verlenen," vertelt bioloog Niall Crawford van de Universiteit van Glasgow, die de boomkikkers onderzocht. De combinatie van vet, wrijving en het patroon zorgt er voor dat de poten kleverig maar toch ook schoon zijn. En dat is interessant voor ontwerpers en onderzoekers. De plakt-wel-maar-plakt-toch-niet-techniek kan gebruikt worden om bijvoorbeeld nieuwe soorten verband, lijm en autobanden te ontwikkelen. Soorten die alleen maar plakken aan waar jij wilt dat ze plakken.